Rechtsgeschiedenis

De rechtsgeschiedenis - soms ook rechtshistorie genoemd - is een wetenschappelijke discipline ter bestudering van het recht in het verleden. Zowel juristen als historici beoefenen rechtsgeschiedenis. Men kan deze discipline tegelijk als historische component van het recht beschouwen en als juridische benadering van de geschiedenis. In de rechtsgeschiedenis kan de aandacht uitgaan naar de rechtsleer, rechtsvorming (met name wetgeving), rechtspraak, gerechtelijke instellingen en het juridisch onderwijs, met name aan de universiteiten. Tot op zekere hoogte is de rechtsgeschiedenis als juridische discipline ook verwant aan de rechtsvergelijking.

Geschiedenis van de wereld


..Naar continent

Portaal   Geschiedenis

Rechtsgeschiedenis door de eeuwen

Al in de Digesten, de grote zesde-eeuwse bloemlezing uit de werken van de klassieke Romeinse juristen, is een hoofdstuk opgenomen over de geschiedenis van het Romeins recht. Het betreft hier het privaatrecht. Door de aandacht voor de geschiedenis van dit onderdeel van het recht zijn andere rechtsgebieden als het staatsrecht, het procesrecht en strafrecht lange tijd enigszins onderbelicht gebleven. Omdat kerk en religie lange tijd een grote rol speelden in de samenleving, is ook het kerkrecht van belang, met name het zogeheten canoniek recht, het rechtssysteem van de Rooms-Katholieke Kerk.

Een eerste benadering van de privaatrechtsgeschiedenis concentreert zich op de doctrine of rechtsleer. De vorming van juridische leerstukken tot een dogmatiek van het recht krijgt hierbij de meeste aandacht. Bij de bestudering van het Romeinse recht noemt men dit de "inwendige" rechtsgeschiedenis. De geschiedenis van instellingen en het verband hiervan met de politieke en sociale geschiedenis noemt men vaak de "externe" geschiedenis van het Romeinse recht. Als ordenend principe in handboeken is een dergelijke indeling waardevol.

Naast het recht dat zijn weerslag vindt in wetten, rechtsboeken, stedelijke keuren en statuten, bestaat er het gewoonterecht. In de Nederlanden zijn de zogeheten costumen of costumiere rechten bekend geweest. Wellicht typisch Nederlands is het recht van waterschappen en hoogheemraadschappen.

Onder de middeleeuwse juristen schonk met name de Italiaan Odofredus de Denariis in zijn commentaren aandacht aan zijn voorgangers. In de zestiende eeuw komen er juristen die aangestoken door de beweging van het humanisme, de terugkeer door de klassieke letterkunde naar het niveau van de Oudheid, ook de bronnen van het Romeinse recht tekstkritisch gaan onderzoeken. Men onderzocht bijvoorbeeld de tekstgeschiedenis van de Digesten en decretalen. In de verschillende Europese landen waren er telkens enkele geleerden die zich interesseerden voor rechtsgeschiedenis. Velen hielden zich bezig met het Romeinse recht, maar er was ook enige aandacht voor canoniek recht, staatsrecht en strafrecht. Anderen bestuurden de rechtssystemen van de eigen stad, streek of het eigen land. Vaak leidde dit tot belangwekkende bronnenuitgaven.

Verwetenschappelijking van rechtshistorisch onderzoek

In de negentiende eeuw nam de geschiedbeoefening een hoge vlucht. In Duitsland waren het vaak juristen die zich voor geschiedenis interesseerden. Friedrich Carl von Savigny, de belangrijkste Duitse jurist van zijn tijd, schreef in 1803 een baanbrekende studie over de ontwikkeling van de dogmatiek van eigendom en bezit, Das Recht des Besitzes. Dit boek werd het model bij uitstek voor een monografie over een juridisch leerstuk. Tussen 1815 en 1831 verscheen zijn Geschichte des römischen Rechts im Mittelalter, waarin hij op basis van onderzoek in archiefstukken en handschriften de beoefening van het Romeinse recht in de Middeleeuwen onderzocht. Geïnspireerd door Savigny en de resultaten van de Duitse geschiedbeoefening in het algemeen begonnen onderzoekers in andere Europese landen ook de geschiedenis van het recht in hun eigen land diepgaand te onderzoeken.

In de 20e eeuw kregen naast het privaatrecht ook het straf- en staatsrecht steeds meer aandacht. Speciaal het gevangeniswezen kreeg veel aandacht. Behalve de bronnen voor het staatsrecht als wetten en verdragen kwam de achterliggende politieke theorie uitgebreid in beeld. De geschiedenis van het volkenrecht kreeg eveneens aandacht. Er kwam meer zicht op de verbindende rol van het procesrecht. Naast aandacht voor wetten, rechtsboeken en statuten ging men de geschiedenis van de rechtspraak onderzoeken. Hierbij gebruikte men vonnissen en juridische adviezen voor nieuw onderzoek. Men schreef bovendien studies over gerechtelijk instellingen, zoals rechtbanken en gerechtshoven, bijvoorbeeld over de Grote Raad van Mechelen. Lange tijd beperkte men zich tot perioden als de Oudheid en Middeleeuwen, maar steeds meer krijgen ook recente periodes aandacht, met name de Tweede Wereldoorlog.

De groei van de rechtsvergelijking leidde tot meer aandacht voor codificatie, het proces van schriftelijke vastlegging van bestaand of nieuw ontworpen recht. Codificatie had vaak ook de unificatie van een land als doel. Het is dan interessant te zien hoe men uit bestaande rechtssystemen heeft geput, of men een bepaald recht als uitgangspunt neemt, of dat men feitelijk nieuw recht schept. Ook onderzocht men de invloed van rechtssystemen op andere landen: soms hebben landen namelijk grote delen van het recht uit een ander land overgenomen. Het oude Nederlandse Burgerlijk Wetboek was sterk gebaseerd op de Franse Code Civil, en het Japanse privaatrecht is vrijwel rechtstreeks overgenomen uit het Duitse Bürgerliches Gesetzbuch. Het huidige Burgerlijk Wetboek vertoont meer verwantschap met het Romeinse recht. Tevens bestudeerde men niet alleen Europa, maar ook de koloniale geschiedenis. Niet onbelangrijk is ook de bestudering van afbeeldingen en voorwerpen. Er ontstonden subdisciplines als rechtsiconografie en rechtsantropologie. Vooral waar geschreven bronnen ontbreken of waar sprake is van tijden en streken zonder staatsgezag, brengen dergelijke disciplines methodes en bronnen die tot beter zicht op recht en maatschappij kunnen leiden. Steeds duidelijker blijkt dat wetgeving, rechtspraak en de rechtswetenschap niet los van elkaar staan, en al evenmin in een maatschappelijk vacuüm bestaan. Een combinatie van dogmatische rechtsgeschiedenis, sociaaleconomische geschiedenis en institutionele geschiedenis zou ideaal zijn, maar valt slechts in een multidisciplinair verband te realiseren.

Nederlandse en Belgische rechtsgeschiedenis

De Nederlandse en Belgische rechtsgeschiedenis kunnen niet los van elkaar gezien worden. Waar er duidelijk verschillende ontwikkelingen zijn, is vergelijking tussen beide landen vaak zeer verhelderend. Bij de bestudering van de geschiedenis van het recht spreekt men van het oud-vaderlands recht. De Stichting tot Uitgaaf der Bronnen van het Oud-Vaderlandse Recht heeft sinds de oprichting in 1879 veel gedaan voor de bestudering van de Nederlandse rechtsgeschiedenis door de publicatie van bronnen, de uitgave van een eigen tijdschrift en de instellingen van een bijzondere leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.