Literatuur

Literatuur, ook letterkunde, schone letteren of kortweg letteren, is de verzamelde schriftelijke neerslag van een land of van een periode, voor zover het geschriften betreft die hun waarde ontlenen aan veronderstelde vormschoonheid of emotioneel effect.[1][2][3] Het gaat dus om geschriften die gewaardeerd worden als kunstwerken, met name fictie, drama en poëzie.[4] Literatuur wordt bestudeerd in het vakgebied van de literatuurwetenschap.

Daarnaast wordt de term literatuur gebruikt in de betekenis van vakliteratuur: alle geschriften die over een bepaald onderwerp uit een willekeurig, bijvoorbeeld technisch, vakgebied zijn verschenen. In de literatuurwetenschap heten de bestudeerde literaire werken primaire literatuur; de literatuurwetenschappelijke vakliteratuur is de secundaire literatuur.

Verschillende soorten definities

Het literaire gehalte van een tekst wordt in de literatuurwetenschap gedefinieerd middels een essentialistische of een institutionele definitie. De essentalistische definitie betreft de formele eigenschappen van een tekst, zoals complexiteit en schoonheid, en in het geval van poëzie bovendien formele zaken als rijm en enjambement. Deze criteria zijn echter voor een deel subjectief en daardoor problematisch. De institutionele definitie verwijst naar de vraag of gezaghebbende instanties uit het literaire veld, zoals uitgeverijen, literatuurrecensenten, boekhandels, een tekst al dan niet als literair beoordelen.

Normatief

Aan de selectie van hetgeen tot de literatuur wordt gerekend, liggen meestal esthetische normen ten grondslag, maar ook andere eigenschappen kunnen een rol spelen, waaronder het fictieve gehalte, en de zelfstandigheid van een tekst.[3] De hoofdindeling in genres is traditioneel drieledig; epiek oftewel verhalende literatuur, al dan niet in dichtvorm; lyriek oftewel de subjectieve gemoedsuitstorting van de schrijver (gevoelens en gedachten); en drama, dat wil zeggen de uitbeelding in toneelvorm.[5] De hiërarchie tussen de genres ligt niet vast, omdat esthetische normen in de loop der tijd veranderen. Zo werd proza lang niet als literatuur beschouwd; pas in de romantiek komt daar verandering in en komt er een voldragen prozaproductie tot stand.[3] In de zeventiende eeuw stond het epos het hoogst aangeschreven als literair genre; Joost van den Vondel heeft dan ook meer dan eens geprobeerd zo'n heldendicht te schrijven.

Ook de status van individuele werken en auteurs kan veranderen met de norm: het meest archetypische voorbeeld is misschien wel de roman Moby-Dick van Herman Melville, die bij verschijning in 1851 gemengd ontvangen werd. Het boek raakte in eerste instantie vrijwel geheel vergeten, maar na de opkomst van het modernisme en de daarmee gepaard gaande waardering voor complex proza, werd het honderdste geboortejaar van de auteur het vertrekpunt voor een snelle stijging van de status van zijn boek. Nescio en Elsschot debuteerden beiden in de jaren 1910, maar hun werk steeg in waardering doordat twintig jaar later, onder invloed van het tijdschrift Forum, proza dat aandoet als gewone spreektaal in aanzien steeg. Andersom is ook mogelijk: de Amerikaanse dichter Longfellow geldt nu als een minder belangrijk talent dan in zijn tijd werd gedacht. In Nederland heeft de status van Jacob Cats een daling doorgemaakt. Wat in een bepaalde periode als literatuur werd beschouwd, is na te lezen in wetenschappelijke literatuurgeschiedenissen, die rekening houden met de normen uit de beschreven periode. Oudere literatuurgeschiedenissen beschrijven vaak subjectief wat in de tijd van de literatuurhistoricus nog steeds mooi gevonden werd.

Literatuur en lectuur

'Zonder enige twijfel het moeilijkste probleem uit de hele literatuurwetenschap,' aldus de literatuurwetenschapper J.A. Dautzenberg, 'is het verschil tussen literatuur enerzijds en lectuur of ontspanningsliteratuur anderzijds.'[6] Hoewel volgens hem iedereen wel aanvoelt dat er kwaliteitsverschillen bestaan, is het 'hoogst onduidelijk' waarop dat verschil berust. Bovendien geldt dat ook wanneer er overeenstemming zou bestaan over welke eigenschappen hier een rol spelen, dan verschilt men van mening of een individueel werk over die eigenschappen beschikt. Een detectiveroman hoort spannend te zijn, maar de ene lezer vindt dezelfde roman saai die een ander spannend vindt.[7] Daar komt bij dat ook ontspanningslectuur over hoge kwaliteit kan beschikken.[8]

In het algemeen geldt dat literaire auteurs beter schrijven dan niet-literaire, omdat zij een grotere woordenschat hebben, hun romanconstructie vernuftiger is, hun taalvermogen groter is: de zinsconstructie is gevarieerder en de beeldspraak origineler.[7] Een tweede verschil is een functioneel verschil: lectuur is een consumptiegoed dat na verbruik vergeten kan worden, literatuur wil de lezer aan het denken zetten.[8]

Een roman bestaat in principe uit handelingen, en die worden verricht door mensen. In lectuur staan die handelingen centraal en zijn de personen slechts middelen om de handelingen te verrichten. In literatuur is het precies andersom: de handelingen dienen om te laten zien hoe de mensen zijn.[8]

Deze omschrijving bevat een element van ontmaskering. Een oorlogsroman die tot de ontspanningsliteratuur hoort, biedt alleen een spannend verhaal, terwijl Pastorale 1943 van Vestdijk laat zien dat de verzetsmensen geen stoere helden waren, maar onhandige, bange mensen die voor hun verzet tegen de Duitsers vaak heel andere motieven hadden dan patriottisme. Literaire romans laten zien hoe de mensen achter de schijn zijn, stellen de waarheid over de mensen en de wereld aan de orde. In het geval van ontspanningslectuur van hoog niveau is het alleen dit verschil in functie dat beslissend is voor de indeling.[8]

Het debat over de vraag wat wel en wat niet tot de literatuur moet worden gerekend blijft ook in de eenentwintigste eeuw voor verschil van mening zorgen. Zo formuleerde criticus Arnold Heumakers in 2012 zijn bezwaren tegen de bestseller Bonita Avenue van Peter Buwalda: 'Deze roman belichaamt de knieval van de literatuur voor de meedogenloze opkomst van de thriller in de publieksgunst.'[9]

Toch is wat tot de literaire canon gerekend wordt slechts een consensus en kunnen auteurs van wie het werk in een eerdere periode nog tot literatuur werd gerekend uit deze canon verdwijnen, en andersom.

Behalve aan erkende "basale" literaire tekstsoorten zoals gedichten, poëzie en toneel kunnen ook aan andere tekstsoorten literaire eigenschappen worden toegeschreven. Enkele voorbeelden: filmteksten, of prozateksten die geheel of gedeeltelijk zijn verzonnen. Vooral binnen deze laatste groep zijn veel verschillende literaire genres te onderscheiden: de gewone roman, de non-fictieve roman – dat wil zeggen proza dat verwijst naar waar gebeurde verschijnselen en personen –, alsmede de brief, het essay en de autobiografie. Een recenter fenomeen is de Amerikaanse graphic novel (Nederlands: literaire strip of striproman), die sinds eind 20e eeuw ook in het Nederlandse taalgebied aan populariteit wint. Dergelijke strips zouden er ook aanspraak op kunnen maken om tot de literatuur te worden gerekend.

Literatuur zou daardoor ook gedefinieerd kunnen worden als een verzameling teksten die door de smaakmakende gemeenschap als waardevol wordt beschouwd en volgens die gemeenschap bijzondere kenmerken heeft. Het blijft natuurlijk de vraag wie die "smaakmakende gemeenschap" precies is – veelal is dit een diffuus geheel van personen die samen het literaire veld uitmaken. Het betreft dus literatuurwetenschappers, recensenten, critici, schrijvers, opiniemakers, uitgevers, journalisten, mediafiguren, studenten, samenstellers van schoolboeken, leden van literaire jury's, enzovoort. Dit literaire veld is uiteraard steeds in beweging (het verandert voortdurend) en onderling verdeeld. Zo verandert de literaire canon die door de werkzaamheden van het veld tot stand komt gaandeweg.

Ook teksten die volgens deze opvatting als "niet-literair" moeten worden beschouwd kunnen toch literaire kenmerken vertonen, het onderscheid literatuur-lectuur is immers tamelijk arbitrair. Het betreft hier eerder een continuüm, geen zwart-wittegenstelling. Zo blijft van sommige schrijvers ook onduidelijk of ze wel of niet tot de literatuurproducenten kunnen worden gerekend.

Studie van literatuur

De studie van de literatuur wordt letterkunde of literatuurwetenschap genoemd. Een belangrijk onderdeel hiervan is de studie van de literatuurgeschiedenis, ook wel bekend als literatuurgeschiedschrijving of literaire geschiedschrijving.

Literaire traditie

Literaire traditie is het verschijnsel dat in een taalgebied in meer of mindere mate het schrijven van literatuur wordt uitgeoefend. De mate waarin en de manier waarop dit gebeurt verschilt sterk per taal- en cultuurgebied en is ten dele historisch bepaald. Zo is dat wat als "klassieke wereldliteratuur" wordt beschouwd over het algemeen het sterkst vertegenwoordigd in talen die worden gesproken in landen die behoren tot de Eerste en de Tweede Wereld. Voorbeelden van talen met een dergelijke literaire traditie zijn het Frans, Engels, Duits en Russisch. Ook het Nederlands kent een literaire traditie, zij het in mindere mate, aangezien dit een wat kleiner taalgebied is.

De meeste natuurlijke talen kennen enige mate van literaire traditie. Er zijn echter ook talen waarin nog nooit iets is opgeschreven, zoals sommige Afro-Aziatische talen. Meestal betreft het hier tevens de talen met weinig tot zeer weinig moedertaalsprekers.

Literaire traditie onderscheidt geschreven talen van gesproken talen. Het al dan niet aanwezig zijn van een literaire traditie is ook iets wat volgens voorschriften van de International Organization for Standardization een kunsttaal al dan niet tot auxlang maakt.

Literair veld

Het literair veld is een binnen de literatuurwetenschap gebruikelijk standaardmodel om alles wat met de literaire communicatie te maken heeft in de juiste context te plaatsen. Dit model heeft de vorm van een keten, met aan het ene eind de "zender" (de auteur) en aan het andere eind de "ontvanger" (de lezer). De schakels ertussenin zijn de door de auteur geproduceerde tekst (samen met de auteur valt dit onder de materiële productie), de uitgever en daarna de bemiddelende instituties (deze twee vallen onder distributie) en ten slotte de instituties die de lezer door middel van literaire kritiek vooraf voorlichten. Nadat deze laatste fase, bekend als de symbolische productie, is doorlopen, belandt de literaire tekst uiteindelijk bij de lezer.[10]

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.