Grafkelder van Oranje-Nassau
De grafkelders van de prinsen van Oranje en hun familie, en de Nederlandse koninklijke familie, bevinden zich onder de Nieuwe Kerk in de plaats Delft, in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. De kelders zijn gesitueerd onder en achter het praalgraf van Willem van Oranje. De koninklijke familie doet geen openbare mededelingen over de grafkelders.
Grafkelder van Oranje-Nassau
| ||||
De nieuwe kelder met rechts de ongewoon grote kist van koning Willem I | ||||
Plaats | Onder het koor van de Nieuwe Kerk, Delft | |||
Gesticht in | 1584 | |||
Monumentale status | Rijksmonument | |||
Monumentnummer | 11872 | |||
Architectuur en landschap | ||||
Aanleg | 16e eeuw | |||
Aantal graven | 43 | |||
Diversen | ||||
Eigenaar | Nederlandse koninklijke familie | |||
Toegankelijkheid | Niet toegankelijk | |||
|
In 1584 kon de in Delft vermoorde Willem I van Oranje niet worden bijgezet in het familiegraf van de Nassaus in de Grote Kerk in Breda omdat deze stad in Spaanse handen was. Men koos ervoor om het gebalsemde lichaam in een geïmproviseerd monument, een met stof bespannen katafalk, in het koor van de Nieuwe Kerk in Delft te plaatsen.
Pas in 1609 besloten de Staten-Generaal om een praalgraf voor de "Vader des vaderlands" op te richten. Omdat er geen gevolg werd gegeven aan dit besluit drong de weduwe van de prins, Louise de Coligny, in 1614 aan op het bouwen van een passend graf. De Staten gaven nu aan Hendrick de Keyser opdracht om een monument "als soodanighen Prince waerdig is" te bouwen. Onder dit monument werd een kelder uitgegraven waarin de prins op een onbekend gebleven tijdstip is bijgezet.
Het hart van de prins werd door zijn weduwe in een loden kistje bewaard. In 2001 werd tijdens de restauratie van het monument een loden kistje gevonden dat onder het liggende marmeren beeld van Willem de Zwijger was verborgen. Het kistje werd later ongeopend in het monument teruggeplaatst.
Geschiedenis
Het monument werd na de dood van De Keyser door diens zoon Pieter de Keyser afgemaakt en in 1623 voltooid. Louise de Coligny heeft het monument niet voltooid gezien. Ze werd in 1621 in de kelder bijgezet. Daar werden in de daaropvolgende eeuw ook de stadhouders en hun familieleden bijgezet. De ingang van de kelder lag vóór het monument en is ook nu nog aanwezig.
De stadhouders van Groningen en Friesland werden bijgezet in de grafkelder van de Friese Nassaus te Leeuwarden. Koning-stadhouder Willem III en zijn echtgenote koningin Mary II werden in de Westminster Abbey in Londen begraven.
In het dynastieke besef van de Oranjes waren het monument en de kelder van groot belang. De rouwborden en vaandels van de overledenen werden, zoals schilderijen laten zien, rond het monument in het koor opgehangen en de begrafenissen werden met veel pracht en praal georganiseerd.
Men breidde de te klein geworden kelder in 1752 uit. Daarbij werden de houten kisten vervangen of omhuld door nieuwe loden kisten.
De kelder werd tijdens de Franse Revolutie niet geplunderd, in tegenstelling tot de kelder van de Nassaus in Leeuwarden en de kelders van de Franse koningen. De verdreven Oranjes begroeven hun doden in de jaren tussen 1795 en 1813 in hun ballingsoorden. De in of bij Berlijn, in Braunschweig of Padua begraven prinsen en prinsessen zijn in de 19e en 20e eeuw, op één na, allen naar Delft overgebracht.
In 1813 trof de soevereine vorst Willem I de kelder en het monument ongeschonden aan. Alleen de wapenborden en de vaandels die in het koor hingen, waren vernield.
In 1819 werd prinses Louise als eerste Oranje na de verheffing tot koningshuis in Delft bijgezet. Toen Wilhelmina van Pruisen, de weduwe van stadhouder Willem V, in 1820 overleed was de kelder vol en moest zij in een grafkelder onder de kerk in Apeldoorn worden bijgezet.
Koning Willem I liet daarom in 1820 een tweede grafkelder bouwen achter de reeds bestaande kelder. Omdat hier de graven lagen van het Delftse Gasthuis, werden deze aangekocht en geruimd. De ruime kelder met zeven grafnissen ligt iets hoger dan de oude kelder. Daarom is het achterste deel van het koor ook opgehoogd. In 1822 was de kelder gereed en kon het lichaam van Wilhelmina van Pruisen vanuit Apeldoorn worden overgebracht naar de nieuwe grafkelder.
Bij deze uitbreiding werd ook de toegang tot de grafkelder verplaatst. Vanaf 1821 kwam men de grafkelder binnen vanuit de linkerzijde van het praalgraf. Bij de uitvaarten van de Oranjes in de 19e eeuw werden de kisten met een "mechaniek", een lift, naar beneden gebracht. Tegenwoordig wordt deze ingang als dienstingang gebruikt.
Op 1 januari 1829 werd het Koninklijk Besluit van 22 augustus 1827 van kracht, waardoor begraven in kerken om hygiënische redenen werd verboden. In de Wet op de lijkbezorging werd voor het Koninklijk Huis een uitzondering gemaakt. De leden van het Koninklijk Huis mochten worden gebalsemd en in een kerk worden bijgezet. Ook in de huidige wet staat vermeld dat deze niet van toepassing is op de lijkbezorging van leden van het Koninklijk Huis.[1]
In de 19e eeuw speelden de dood en rouwrituelen een grote rol. De kisten werden prachtig uitgevoerd en waren, ook omdat vorsten begraven werden in meerdere kisten, van lood, eikenhout en mahonie die in elkaar pasten, zo zwaar dat ooggetuigen bij de begrafenis van Willem III spraken van een onwaardig tafereel omdat de kist als een "pianokrat" verstouwd en geduwd werd.[2]
De Oranjes bezochten hun doden in de kelder geregeld. Het verst daarin ging de zenuwzieke prins Alexander die zijn broers en moeder op hun verjaardagen en sterfdagen opzocht in de kelder. De kist van zijn gebalsemde broer prins Willem liet hij zelfs op wieltjes plaatsen zodat hij zijn dode broer door het glazen deksel kon zien. Alexander liet ook zilveren grafkransen op de kisten plaatsen. Koningin Emma was de laatste Oranje die de grafkelder nog geregeld bezocht om daar bloemen te leggen.
De kelders zijn nooit opengesteld voor het publiek en zijn daarvoor ook niet geschikt. De koninklijke familie bewaart daarbij een diep stilzwijgen over de kelders, zodat daar, anders dan in andere landen, ook geen wetenschappelijk onderzoek kan worden gedaan. Hoe de kelders eruitzien is in grote lijnen bekend, doordat een Franse journalist in 1890, voordat Willem III werd bijgezet, in de kelder afdaalde en een tekening van het fraaie gewelf met de kisten maakte. Opmerkelijk op de gedetailleerde tekening zijn de koorden waarmee de kisten zijn verzegeld en de vele kransen en bloemen. Op de tekening zijn ook drie kleine kistjes te zien waarin zich misschien de ingewanden van de gebalsemde Oranjes of doodgeboren kinderen bevinden. De kisten liggen duidelijk in andere nissen dan nu het geval is. In datzelfde jaar maakte Victor de Stuers een potloodtekening van de oude grafkelder.
Ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina werd de laatste grote verbouwing uitgevoerd. Men dacht aan een grote trap vóór het monument. Uiteindelijk werd het een steen van enkele tonnen zwaar van arduin met het opschrift
RESURRECTIONEM EXSPECTAT GUILELMUS PRIMUS PATER PATRIAE |
wat betekent: Hier verwacht Willem I, de Vader des Vaderlands, de wederopstanding. Deze door Wilhelmina uitgekozen tekst getuigt van haar onwankelbaar geloof.
In de Tweede Wereldoorlog heeft de grafkelder groot gevaar gelopen. De kelder werd beschadigd toen in 1945 de stookolie voor de gemalen rond het laaggelegen en natte Delft opraakte. Het stijgende grondwater richtte in de kelder onbekend gebleven schade aan.[3]
Tijdens de restauraties van de Nieuwe Kerk rond 2013 werd ook de koninklijke grafkelder gerestaureerd. De kelder is onder andere uitgebreid wegens ruimtegebrek voor toekomstige bijzettingen. Waar deze nieuwe ruimte zich bevindt is nog niet bekendgemaakt.
De bijzettingen in de late 19e en in de 20e eeuw
- In 1896 werd, na lang zoeken, het gebeente van Prins Willem George Frederik vanuit een klooster in Padua naar Delft gebracht. De prins was daar, omdat hij niet katholiek was, heimelijk onder een bergruimte begraven en het graf onder zijn grafsteen in de kloostergang bleek leeg te zijn.
- In 1911 werd het vergeten en verwaarloosde graf van Prinses Pauline op het landgoed Freienwalde nabij Berlijn teruggevonden. De eigenaar van het landgoed, de Duitse industrieel Walther Rathenau, nam contact met Koningin Wilhelmina op en de resten van de kleine prinses werden naar Delft overgebracht.
- In 1958 werd Stadhouder Willem V, na meer dan 150 jaar in Braunschweig te hebben gerust, in de kelder bijgezet. Ook een zilveren vaas met het hart van de prins werd naar Delft gebracht. De urnen met de ingewanden van de prins bleven in Duitsland achter. Prinses Wilhelmina weigerde de herbegrafenis van Willem V bij te wonen. Desgevraagd zei Wilhelmina "niet achter de kist van een sufferd aan te willen lopen."[4]
- Prinses Wilhelmina overleed op 28 november 1962 en is op 8 december 1962 ongebalsemd bijgezet in de grafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft. Thijs Booy, secretaris van de prinses, schrijft in zijn herinneringen dat hij na de plechtigheid in de door de marechaussee bewaakte kelder afdaalde om daar, samen met de minister van Justitie, de kist te verzegelen met het zegel van de koningin en het grootzegel van het koninkrijk.
Bijzettingen 21e eeuw
Prins Claus
Claus van Amsberg, de echtgenoot van voormalig koningin Beatrix, overleed op 6 oktober 2002 en werd op 15 oktober 2002 bijgezet in de grafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft. Voorgangers in de uitvaartdienst waren ds. Carel ter Linden, hervormd predikant, en pastor Huub Oosterhuis, dichter en theoloog.
Prinses Juliana
Prinses Juliana overleed op 20 maart 2004 en werd op 30 maart bijgezet in de koninklijke grafkelder van de Nieuwe Kerk te Delft. De uitvaartliturgie werd geleid door ds. W. Hudig-Semeijns de Vries van Doesburgh, remonstrants predikante. Sedert de bijzetting wordt zij officieel weer betiteld als 'koningin Juliana'.[5]
Prins Bernhard
Prins Bernhard overleed op 1 december 2004 en werd op 11 december 2004 bijgezet. In de dagen voorafgaande aan zijn uitvaart zouden verschillende kisten in de kelder verplaatst zijn. De rouwdienst werd voorgegaan door ds. Carel ter Linden, emeritus-predikant van de Kloosterkerk te Den Haag.
Op het moment dat de kist met het stoffelijk overschot van de prins de kerk werd ingedragen vlogen drie F-16's en een Spitfire over, waarbij een zogenaamde flypast-manoeuvre in de missingmanformatie werd uitgevoerd.
Geheimhouding
Rondom de bijzetting van leden van het Koninklijk Huis zijn vele rituelen en tradities. De kelder wordt door de koninklijke familie als een privédomein gezien en, anders dan in Spanje, België en Oostenrijk, is de kelder steeds gesloten en heerst er rond de kelder veel geheimzinnigheid.[6] Zo dook in de publiciteit rond de uitvaart van prins Claus een eerder onbekende kleine kist op die rechtsachter in de nieuwe kelder staat. Wat deze kist bevat is onduidelijk. Mogelijk gaat het om de doodgeboren zoon van koningin Wilhelmina en prins Hendrik.
De burgemeester van Delft, sleutelbewaarder van de kelder, opent de grafkelder alleen in bijzijn van twee medewerkers van de AIVD en twee marechaussees.[6] De burgemeester gebruikt daarbij de kleine dienstingang naast het monument. Alleen beëdigd personeel mag werkzaamheden in de grafkelder uitvoeren. De toegangssteen wordt alleen verwijderd voor bijzettingen van leden van het Koninklijk Huis.
Overzicht van de personen die in de kelders zijn bijgezet
Sinds enige tijd heeft in opdracht van (destijds) koningin Beatrix een grote herschikking van de kisten plaatsgevonden. De nieuwe plaatsen van de kisten zijn te vinden op de plattegrond van de Nieuwe Kerk te Delft.[7] Hieronder de situatie direct na de bijzetting van prins Bernhard. De herschikking heeft hoogstwaarschijnlijk hierna plaatsgevonden.[8]
Naam | Geboortedatum | Datum van overlijden | Datum van bijzetting |
---|---|---|---|
1. | 24-04-1533 | 10-07-1584 | 03-08-1584 |
2. |
23-09-1555 | 13-11-1620 | 24-05-1621 |
3. | 13-11-1567 | 23-04-1625 | 16-09-1625 |
4. Elisabeth, dochter van prins Frederik Hendrik | 04-08-1630 | 04-08-1630 | 18-08-1630 |
5. |
28-04-1632 | ??-04-1642 | onbekend |
6. | 29-01-1584 | 14-03-1647 | 10-05-1647 |
7. |
03-07-1578 | 12-04-1648 | 05-05-1648 |
8. |
31-08-1602 | 08-09-1675 | 21-12-1675 |
9. | 27-05-1626 | 06-11-1650 | 08-03-1651 |
10. Doodgeboren dochter van prins Willem IV | 19-12-1736 | 19-12-1736 | 22-12-1736 |
11. | 01-09-1711 | 22-10-1751 | 04-02-1752 |
12. |
02-11-1709 | 12-01-1759 | 23-02-1759 |
13. George, zoon van Karel Christiaan van Nassau-Weilburg | 18-12-1760 | 27-05-1762 | 01-07-1762 |
14. Doodgeboren dochter van Karel Christiaan van Nassau-Weilburg | 15-10-1767 | 15-10-1767 | 24-10-1767 |
15. Naamloze zoon van prins Willem V | 23-03-1769 | 24-03-1769 | 28-03-1769 |
16. |
15-02-1774 | 06-01-1799 | 03-07-1896 |
17. |
01-03-1800 | 22-12-1806 | 07-04-1911 |
18. | 08-03-1748 | 09-04-1806 | 29-04-1958 |
19. |
28-11-1770 | 15-10-1819 | 28-10-1819 |
20. |
07-08-1751 | 09-06-1820 | 27-11-1822 |
21. Ernst Casimir, zoon van koning Willem II | 21-05-1822 | 22-10-1822 | 11-05-1860 |
22. Willem, zoon van prins Frederik | 06-07-1833 | 01-11-1834 | 05-11-1834 |
23. |
18-11-1774 | 12-10-1837 | 26-10-1837 |
24. |
24-08-1772 | 12-12-1843 | 02-01-1844 |
25. |
22-08-1836 | 23-01-1846 | 28-01-1846 |
26. |
02-08-1818 | 20-02-1848 | 21-04-1848 |
27. |
06-12-1792 | 17-03-1849 | 04-04-1849 |
28. |
15-09-1843 | 04-06-1850 | 10-06-1850 |
29. |
18-01-1795 | 01-03-1865 | 17-03-1865 |
30. |
01-02-1808 | 06-12-1870 | 21-12-1870 |
31. |
20-05-1830 | 01-05-1872 | 17-05-1872 |
32. |
17-06-1818 | 03-06-1877 | 20-06-1877 |
33. |
13-06-1820 | 13-01-1879 | 25-01-1879 |
34. |
04-09-1840 | 11-06-1879 | 26-06-1879 |
35. |
28-02-1797 | 08-09-1881 | 23-09-1881 |
36. |
25-08-1851 | 21-06-1884 | 17-07-1884 |
37. |
19-02-1817 | 23-11-1890 | 04-12-1890 |
38. |
02-08-1858 | 20-03-1934 | 27-03-1934 |
39. |
19-04-1876 | 03-07-1934 | 11-07-1934 |
40. |
31-08-1880 | 28-11-1962 | 08-12-1962 |
41. |
06-09-1926 | 06-10-2002 | 15-10-2002 |
42. |
30-04-1909 | 20-03-2004 | 30-03-2004 |
43. |
29-06-1911 | 01-12-2004 | 11-12-2004 |
Verder bevinden zich nog drie stoffelijke overschotten in de grafkelder:
Naam | Geboortedatum | Datum van overlijden | Datum van bijzetting |
---|---|---|---|
1. Henriëtte Amalia, dochter van prins Frederik Hendrik | 26-10-1628 | ??-12-1628 | onbekend |
2. Hendrik Lodewijk, zoon van prins Frederik Hendrik | 30-11-1639 | 29-12-1639 | onbekend |
3. Lodewijk, prins van Bohemen, zoon van keurvorst Frederik V van de Palts | 31-08-1623 | 24-12-1624 | 27-05-1625 |
Op 27 mei 1625 werd in het begraafboek van de Nieuwe Kerk vermeld: "Een kint van de Coninck van Bohemen". De winterkoning wist zijn residentie in Heidelberg en zijn koninkrijk Bohemen in vijandelijke handen. Daarom werd de als zuigeling aan de pest gestorven Louis van de Palts, prins van Bohemen (Den Haag, 31 augustus 1623 - Den Haag, 24 december 1624) in de kelder van zijn overgrootvader bijgezet.[9] Het was de derde bijzetting in wat nu de "oude kelder" wordt genoemd. De kist met het lichaam van de in april van 1625 gestorven Maurits werd pas in september van datzelfde jaar bijgezet.
Zie ook
- Praalgraf van Engelbrecht I van Nassau
- Praalgraf van Engelbrecht II van Nassau
- Praalgraf van Willem van Oranje
- Grafkelder van de Friesche Nassau's in Leeuwarden (stad)
- Grafkelder van Nassau-LaLecq in Ouderkerk aan den IJssel
- Grafkelder van Nassau-Bergen in Bergen (Noord-Holland)
- Grafkelder van Nassau-Siegen in Siegen
- Grafkelder van Nassau-Hadamar in Hadamar
- Grafkelder van Nassau-Idstein in Idstein
- Grafkelder van Nassau-Usingen in Usingen
Literatuur
- Emirentia van Heuven-van Nes, Anne-Marieke van Schaik en Marieke E. Spliethoff (red.), Monumenten voor Nassau en Oranje, Rotterdam, 2004.
Externe links
Bronnen, noten en/of referenties
|