Frederick Delius

Frederick (Fritz) Theodor Albert Delius (Bradford, 29 januari 1862Grez-sur-Loing, 10 juni 1934) was een Britse componist.

Frederick Delius, olie op doek, 1912, geschilderd door zijn vrouw Jelka Rosen

Biografie

Delius' ouders waren Duitse immigranten; zijn vader was een succesvolle zakenman in de wolindustrie. Delius begon op jonge leeftijd piano te spelen, als autodidact. Later kreeg hij van zijn vader ook toestemming om vioolles te volgen. Deze benadrukte wel het feit dat muziek enkel geschikt was voor ontspanning en plezier en dat er geen geld mee viel te verdienen. Er werd van Delius verwacht dat hij in zijn vaders voetsporen zou treden, een verwachting die hij tot op zekere hoogte invulde, aangezien hij in het familiebedrijf ging werken. Toch ambieerde hij een carrière in de muziek. Hij moest de firma vertegenwoordigen in het buitenland, maar was op zijn reizen meestal te veel afgeleid door andere dingen. De uitstapjes die hem het meest bijbleven, waren die naar Scandinavië, vanwege de natuur en die naar Duitsland, vanwege de opera’s van Wagner die hij er bijwoonde.

Toen Delius 22 werd, besloot hij dat hij niet geschikt was voor de wolindustrie en nam hij de boot naar Florida om er sinaasappels te cultiveren. Daar aangekomen werden de sinaasappels al snel vergeten en zorgde hij er vooral voor dat hij piano kon spelen. Ook volgde hij lessen muziektheorie bij een plaatselijke organist. Na anderhalf jaar verhuisde hij naar Virginia, waar hij zelf muziekles gaf, vooral aan de kinderen van de eigenaren van de tabaksplantages. Tijdens zijn verblijf in de VS leerde hij de muziek van de zwarte Amerikaanse bevolking kennen, die een van de invloeden op zijn latere werk zou zijn.

Delius was vastbesloten zijn leven aan muziek te wijden en spaarde om terug naar Europa te reizen en in Leipzig aan het conservatorium te studeren. Hij kwam in 1886 in Leipzig aan, op dat moment het muzikale centrum van Europa, met de Thomasschule, het Gewandhaus (waar Brahms, Wagner en Tsjaikovski frequent hun eigen werk dirigeerden), de muziekuitgeverij Breitkopf & Härtel en het Königliches Konservatorium der Musik zu Leipzig zelf. Aan het conservatorium maakte hij kennis met Grieg en Sinding. Na zijn opleiding trok hij naar Parijs, waar hij van het schrijven van liederen en kleine instrumentale stukken overstapte naar het schrijven voor orkest. In Parijs componeerde hij ook drie opera’s, Irmelin (1890-2) , The Magic Fountain (1894-5) en Koanga (1895-7). Uit diezelfde periode stammen het symfonisch gedicht Life’s Dance en de nocturne voor orkest Paris. De stijl van deze werken is nogal eclectisch, beïnvloed door Engelse, Scandinavische en Franse literatuur, landschappen en gezangen van de plantagearbeiders in Florida.

Delius in een rolstoel, met Jelka in 1929

Zijn vrienden in Parijs waren schrijvers en beeldende kunstenaars: August Strindberg, Paul Gauguin, Guy de Maupassant, Paul Verlaine en Émile Zola. Hij had weinig tot geen contact met andere componisten, onder wie Gabriel Fauré, Charles Gounod, Jules Massenet of Claude Debussy. Gedurende zijn verblijf in Parijs werd zijn werk weinig uitgevoerd. Hij werd onderhouden door zijn vader, die hem regelmatig geld opstuurde.

Na 1901 begon Delius’ productiefste periode. Hij schreef nog een opera A Village Romeo & Juliet, een werk voor koor, orkest en bariton, Appalachia (waarin hij impressies van de Verenigde Staten verwerkte), A Mass of Life (een mis op teksten uit Also sprach Zarathustra van Friedrich Nietzsche) en andere orkestwerken zoals Brigg Fair, Dance Rapsody en Songs of Sunset. In 1903 trouwde hij met de Duitse schilderes Helena Sophie Emilie Rosen (1868-1935), bekend als Jelka Rosen, die hij in Parijs had leren kennen. Ze vestigden zich in haar huis in Grez-sur-Loing. Dankzij de erfenis van haar familie, die uit Sleeswijk-Holstein afkomstig was, hadden ze financiële zekerheid. Haar literaire belangstelling was groot en door haar talenkennis kon ze veel teksten aandragen voor zijn vocale muziek. Ook ontwierp ze de decors voor de opvoering van A Village Romeo & Juliet door Thomas Beecham in 1920.

Vanaf 1914 begon een slechte tijd voor Delius toen het Verenigd Koninkrijk aan Duitsland de oorlog verklaarde. Zijn werken werden in Duitsland, waar veel van zijn werken hun eerste uitvoering kregen, niet meer gespeeld en zo verloor hij een groot deel van zijn inkomsten. Hij besloot naar Engeland te emigreren en brak ook met zijn traditie om geen werken in klassieke vormen te schrijven. Uit die tijd stammen een vioolsonate, een strijkkwartet, het vioolconcert, het celloconcert en het dubbelconcert voor viool en cello.

Vanaf 1921 kreeg Delius ernstige gezondheidsproblemen door syfilis, die hij in Parijs zou hebben opgedaan. Zijn gezichtsvermogen ging achteruit en zijn handen raakten verlamd. Jelka gaf haar werk op en wijdde zich volledig aan zijn verzorging. Rond deze tijd had Delius contact met Bartók en Kodaly die bewonderaars van hem waren vanwege zijn gebruik van het koor (de menselijke stem) als coloristisch effect in het orkest. Ze vroegen hem zijn naam onder hun partituren te zetten die in de Verenigde Staten uitgegeven werden, omdat de naam van een Hongaarse componist daar toen geen auteursrechtelijke betekenis had. Delius zette zijn naam eronder als 'revisor'.

Toen Jelka ook ernstig ziek werd, kwam Eric Fenby te hulp als assistent. Delius dicteerde aan hem zijn laatste werken, want hij kon zelf niet meer schrijven. Tot deze werken behoren onder andere Songs of Farewell voor dubbelkoor en orkest, Caprice and Elegy voor cello en orkest, Deux Aquarelles voor strijkers en een derde vioolsonate. Delius stierf in 1934 op 72-jarige leeftijd in Grez-sur-Loing (Frankrijk). Vooral Thomas Beecham zette zich zijn gehele dirigentencarrière onvermoeibaar in om werken van Delius uit te voeren.

Lijst van composities (selectie)

Theaterwerken
  • Zanoni (toneelmuziek), 1888;
  • Irmelin (opera), 1890-1892;
  • The magic fountain (lyric drama), 1893-1895;
  • Koanga (lyric drama), 1895-1897;
  • Folkeraadet (toneelmuziek), 1897;
  • A Village Romeo and Juliet (lyric drama), 1900-1901;
  • Margot la Rouge (lyric drama), 1902;
  • Fennimore and Gerda (opera, 11 scènes), 1909-1910;
  • Hassan (toneelmuziek), 1920-1923
Orkestwerken
  • Florida, suite, 1887, revisie 1889;
  • 2 pieces: Schlittenfahrt, March caprice, 1887-1888;
  • Hiawatha, tone poem, 1888;
  • Suite voor viool en orkest, 1888;
  • Idylle de Printemps, 1889;
  • Little suite, 1889-90;
  • Suite, voor klein orkest, 1890;
  • 3 small tone poems: Summer evening, Winter night (uit Schlittenfahrt)‚ Spring morning;
  • Summer evening, 1890;
  • Paa Vidderne (sur les cimes), symfonisch gedicht naar Henrik Ibsen, 1892;
  • Légende, voor viool en orkest, 1895;
  • Over the hills and far away, fantasy overture, 1895-1897;
  • Appalachia, 1896;
  • Piano Concerto, 1897, revisie naar concert in 1 deel, 1906;
  • La ronde se déroule, symfonisch gedicht, 1899, revisie 1901 in Life Dance;
  • Paris: The song of a great City, 1899;
  • Sea Drift, 1903/4
  • Brigg Fair: An English rhapsody, 1907;
  • In a summer garden, rapsodie, 1908;
  • Songs of sunset, 1906-1908;
  • Dance rhapsody no. 1, 1908;
  • 2 pieces for small orchestra: On hearing the first cuckoo in spring, 1912, Summer night on the river, 1911;
  • North country sketches, 1913-1914;
    • Air and Dance, voor strijkers, 1915;
  • Dubbelconcert voor viool, cello en orkest, 1915-1916; (voor May Harrison en Beatrice Harrison)
  • Vioolconcert 1916;
  • Dance rhapsody no. 2, 1916;
  • Eventyr (once upon a time), ballade, 1917;
  • A Song before Sunrise, voor klein orkest, 1918;
  • Cello concerto, 1921;
  • A Song of Summer, 1929-1930;
  • Caprice and Elegy, voor cello en orkest, 1930;
  • Irmelin prelude, 1931;
  • Fantastic dance, 1931;
  • Irmelin Suite (bewerkt door Thomas Beecham), 1954
Kamermuziek
  • String Quartet No. 1, 1888
  • Violin Sonata in B major [z.n.], 1892
  • String Quartet No. 2, 1893
  • Violin Sonata No. 1, 1905-1914
  • Cello Sonata, 1916
  • String Quartet [z.n.], 1916
  • Violin Sonata No. 2, 1923
  • Violin Sonata No. 3, 1930
Ander

Literatuur

  • Thomas Beecham, Frederick Delius, Severn House, Sutton, 1975. ISBN 0-7278-0099-X (1e uitg. 1959)
  • Lionel Carley, Delius: A Life in Letters, Vol. I: 1862–1908, Scolar Press, London, ISBN 0-674-19570-1
  • Lionel Carley, Delius: A Life in Letters, Vol. II: 1909-1934, Scolar Press, London, ISBN 0-85967-717-6
  • Eric Fenby, The Great Composers: Delius, Faber and Faber, London, 1971. ISBN 0-571-09296-9
  • Eric Fenby, Delius As I Knew Him, Faber and Faber, London, 1981 ISBN 0-571-11836-4 (1e uitg. 1936)
  • Philip Heseltine, Frederick Delius, Bodley Head, 1923, 2e herziene druk 1952, Greenwood Press, 1974. ISBN 978-0-8371-7292-7
  • Mary Christison Huismann, Frederick Delius: A Guide to Research, Routledge, New York/London, 2004, ISBN 0-415-94106-7
  • Arthur Hutchings, Delius, Macmillan, London, 1949.
  • Gloria Jahoda, The Road to Samarkand: Frederick Delius and His Music, Scribner, New York, 1969.
  • Christopher Palmer, Delius: Portrait of a Cosmopolitan, Duckworth, London, 1976. ISBN 0-7156-0773-1
  • Christopher Redwood, A Delius Companion: A 70th birthday tribute to Eric Fenby, John Calder, 1976 ISBN 0-7145-3826-4
Zie de categorie Frederick Delius van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.