Duits |
Inleiding
Lessen
Grammatica Naamvallen
Grammatica Naamwoorden
Grammatica Werkwoorden
Toetsen
Overig
Auteurs
|
De Duitse zinsbouw lijkt heel sterk op de Nederlandse. Er zijn dan ook maar weinig gevallen waar we als Nederlandstaligen moeten opletten, maar een belangrijk punt is het gebruik van hoofdletters bij een zelfstandig naamwoord. We onderscheiden de zinsbouw in de hoofdzin en de zinsbouw in de bijzin.
Zinsbouw in de hoofdzin
We kijken naar de werkwoordsvorm in de zin: is die enkelvoudig (1 woord) of samengesteld (2 of meer woorden)?
Enkelvoudig werkwoord
De woordvolgorde verschilt niet van het Nederlands: De persoonsvorm is altijd het 2e zinsdeel.
- Ich | kenne | ihn | nicht.
- Heute Abend | gehen | sie | ins Konzert
- Wann | kommst | du | noch mal | zu Besuch?
Wanneer we een vraag willen stellen is inversie mogelijk: de persoonsvorm komt dan vooraan in de zin, gevolgd door het onderwerp.
- Kennst | du | ihn?
- Gehst | du | ins Konzert?
Samengesteld werkwoord
Een werkwoordsvorm bestaat heel vaak uit 2 woorden.
Het eerste deel komt als persoonsvorm vooraan in de zin te staan, terwijl het tweede deel helemaal achteraan komt te staan. Daardoor lijkt het werkwoord op een tang die de rest van de zin omsluit:
- Ich | gehe | sehr gerne mit meinen Freunden | aus
- Ich | habe | ihn heute Morgen noch im Bus | gesehen
- Ich | kann | morgen Abend nicht mit dir ins Kino | gehen
- Wann | wirst | du deine Arbeit endlich fertig | haben?
In het Duits wordt aan deze tangconstructies redelijk sterk vastgehouden, terwijl je in het Nederlands toch iets vlugger kunt variëren.
Werkwoordgroep
Het komt echter ook voor dat aan het eind van de zin 2 infinitieven staan. Dit verschijnsel noemt men ook Ersatzinfinitiv. In het Duits doet men het volgende: Modalverben en de werkwoorden sehen, hören, lassen en helfen komen helemaal achteraan. In het Nederlands is dit net andersom.
- Ich habe ihm nicht helfen können
Ik heb hem niet kunnen helpen - Ich habe dich nicht kommen sehen
Ik heb je niet zien komen
Zinsbouw in de bijzin
De persoonsvorm staat zo ver mogelijk achteraan. Bijvoorbeeld:
- Ich weiß, dass sie nicht kommen kann.
Bij twee infinitieven achter elkaar, is de volgorde precies andersom dan in het Nederlands. Het modale werkwoord (hulpwerkwoord) komt achter de andere infinitief (het zelfstandig werkwoord) te staan. Bijvoorbeeld:
- Ich höre, dass er nicht hat kommen können.
Andere Bronnen
...