< Duits < Grammatica

Duits

Inleiding
  1. Inhoud
Lessen
  1. Alfabet, geslacht en getallen
  2. Ontmoeting, handige woorden
  3. De klok, de week, het weer, groeten
  4. Het weer verder
  5. Dagen
  6. Maanden
  7. Sagen, sein, können, haben: tegenwoordige tijd
Grammatica Naamvallen
  1. Der Nominativ
  2. Der Genitiv
  3. Der Dativ
  4. Der Akkusativ
  5. Samenvattende tabel lidwoorden
Grammatica Naamwoorden
  1. Zelfstandig naamwoord en co
  2. Geslacht van het zelfstandig naamwoord
  3. Meervoud van het zelfstandig naamwoord
  4. Lidwoord
  5. Bezittelijk voornaamwoord
  6. Aanwijzend voornaamwoord
  7. Bijvoeglijk naamwoord
  8. Persoonlijk voornaamwoord
Grammatica Werkwoorden
  1. Werkwoorden
  2. HabenSeinWerden
  3. Klankwissel in de stam in de tegenwoordige tijd
  4. Regelmatig (zwak) in de tegenwoordige tijd
  5. Voltooid deelwoord
  6. Modale werkwoorden
  7. Scheidbare werkwoorden
  8. Lijdende vorm
  9. Konjunktiv
Toetsen
  1. Toetsenbank Duits
Overig
  1. Zinsbouw
  2. Platform voor leraren
Auteurs
  1. Ischa1
  2. Bdcooman
  3. en vele anderen
<Naamwoorden - Geslacht zelfstandig naamwoord - Meervoud znw - Lidwoord - Bezittelijk vnw - Aanwijzend vnw - Bijvoeglijk nw - Persoonlijk vnw>


Nominativ Dativ Akkusativ
ich mir mich
du dir dich
er/sie/es ihm/ihr/ihm ihn/sie/es
wir uns uns
ihr euch euch
Sie/sie Ihnen/ihnen Sie/sie

De persoonlijke voornaamwoorden in de Genitiv zijn niet meer gebruikelijk. In de oudere of religieuze literatuur is deze vorm nog wel terug te vinden.

<Naamwoorden - Geslacht zelfstandig naamwoord - Meervoud znw - Lidwoord - Bezittelijk vnw - Aanwijzend vnw - Bijvoeglijk nw - Persoonlijk vnw>
This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.