開く

Japans

Uitspraak
  • IPA: \hi.ɾa.kɯ\

Werkwoord

開く

  1. openen
  1. «ドア開けてください。»
    Doe de deur open alstublieft.
  2. bloeien
  1. «開いた。»
    De bloemen zijn gaan bloeien.
  2. beginnen, starten, stichten
  1. «彼はそこで病院開いた。»
    Hij heeft er een ziekenhuis gesticht.
  2. houden (vergadering, debat)
  1. «展覧会は明日開かれる。»
    De tentoonstelling gaat morgen open.
Schrijfwijzen
Synoniemen
  1. 開ける openen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.