zwijgen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwij·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet spreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwijgen
zweeg
gezwegen
klasse 1 volledig

Werkwoord

zwijgen

  1. inergatief ervan afzien te spreken
    • Tijdens de kerkdienst moet je zwijgen. 
    • Nemo begreep er niet veel van maar hij deed er voorlopig het zwijgen toe.[3] 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Zwijgen als het graf
helemaal niets zeggen en/of totaal niets over iets vertellen
  • Zwijgen in alle talen
helemaal niets zeggen ofwel: niets van zich laten horen
  • Iemand het zwijgen opleggen
er met niemand over mogen praten en nieman diets mogen vertellen
  • Spreken is zilver, zwijgen is goud.
soms kun je beter je mond houden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zwijgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.