zwezerik
Nederlands
Woordafbreking
- zwe·ze·rik
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘borstklier van een kalf (gegeten als delicatesse)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1701 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwezerik | zwezeriken |
verkleinwoord | zwezerikje | zwezerikjes |
Zelfstandig naamwoord
zwezerik m
- (anatomie) klierachtig, hormoonvormend orgaan
- De oude vrouw is onwel geworden van de bedorven zwezerik.
Vertalingen
1. klierachtig, hormoonvormend orgaan
Gangbaarheid
- Het woord zwezerik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwezerik' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.