zuiveren
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
zuiveren | zuiverend |
zuivering | gezuiverd |
Woordafbreking
- zui·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zuiveren |
zuiverde |
gezuiverd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zuiveren overgankelijk [2]
- van verontreinigingen ontdoen
- Dit rietbed zuivert het rivierwater.
- (techniek) raffineren, veredelen
- (politiek) ontdoen van politieke tegenstanders
- van een smet bevrijden
- fouten of onvolkomenheden verwijderen uit
Hyponiemen
- aanzuiveren, voorzuiveren, wegzuiveren
Vertalingen
1. van verontreinigingen ontdoen
Gangbaarheid
- Het woord zuiveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zuiveren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.