zonnelicht
Nederlands
Woordafbreking
- zon·ne·licht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zon zn en licht zn met het invoegsel -e- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zonnelicht | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
zonnelicht o
- (dichterlijk) helderheid die door de straling van de zon ontstaat
- De Belgische schrijver Max Rooses schreef omstreeks 1900 liever over Van der Neer: „Voor hem en na hem was onzer schilders grote zorg en grote roem de schoonheid van het gulden zonnelicht in al zijn glans en macht te doen uitkomen (-). [2]
Bijvoeglijk naamwoord
zonnelicht
- (dichterlijk) helder door zonnestralen
- In kristallijnen vazen plaatste Prinses Margareta bonte ruikers met de stralendste lentebloemen; lijk een geur uit het paradijs bleven hun aromen hangen in de zonnelichte kamer. [3]
- (figuurlijk) volstrekt duidelijk
- Wat weerspraeck heeft 't Geheimmerck niet gehoort!
Oock tegens 't klaerste en zonnelichte Woort,
Dit is mijn lijf: Dit is mijn bloet. [4]
- Wat weerspraeck heeft 't Geheimmerck niet gehoort!
Gangbaarheid
- Het woord zonnelicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Stigter, B. "Toen de maan nog gaf licht" (19 december 2008) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-10-23
- Devloo, L. "Van prins Joris en prinses Johanna" in: West-Vlaanderen. jrg. 3 nr. 5 (september 1954) Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, St. Pieters-Brugge; p. 201; geraadpleegd 2017-10-23
- Vondel, J. van den (eds. J.F.M. Sterck e.a.) "Altaer-Geheimenissen. Het eerste Boeck. Offerspyze." in: De werken van Vondel. Vierde deel 1640-1645. (1930) De Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam; p. 684; geraadpleegd 2017-10-23
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.