zitbad

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zit·bad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zitbad zitbaden
verkleinwoord zitbadje zitbadjes

Zelfstandig naamwoord

zitbad o

  1. korte badkuip waarin men zittend plaatsneemt
    • Er was een tweede, kleinere badkamer met een zitbad erin. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zitbad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.