zitbad
Nederlands
Woordafbreking
- zit·bad
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zit ww en bad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zitbad | zitbaden |
verkleinwoord | zitbadje | zitbadjes |
Zelfstandig naamwoord
zitbad o
- korte badkuip waarin men zittend plaatsneemt
- Er was een tweede, kleinere badkamer met een zitbad erin.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord zitbad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zitbad' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.