zedenmeester
Nederlands
Woordafbreking
- ze·den·mees·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zede en meester met het invoegsel -n-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zedenmeester | zedenmeesters |
verkleinwoord | zedenmeestertje | zedenmeestertjes |
Zelfstandig naamwoord
zedenmeester m
- iemand die regelmatig/voortdurend zegt wat wel en niet zou mogen op zedelijk gebied.
- Het blad, [de Hollandsche Spectator] en daarmee dus zijn redacteur Justus van Effen, fungeerde als een gezaghebbende zedenmeester, die de principes van de Verlichting (redelijkheid, tolerantie, sociabiliteit) vertaalde naar de burgers toe.
Gangbaarheid
- Het woord zedenmeester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zedenmeester' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.