zakgeld

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zakĀ·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakgeld
verkleinwoord zakgeldje zakgeldjes

Zelfstandig naamwoord

zakgeld o

  1. een hoeveelheid geld die een jongere per week of maand van zijn of haar ouders ontvangt
    • Wanneer krijg ik eens wat meer zakgeld? 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zakgeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.