zakgeld
Nederlands
Woordafbreking
- zakĀ·geld
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zak en geld
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zakgeld | |
verkleinwoord | zakgeldje | zakgeldjes |
Zelfstandig naamwoord
zakgeld o
- een hoeveelheid geld die een jongere per week of maand van zijn of haar ouders ontvangt
- Wanneer krijg ik eens wat meer zakgeld?
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord zakgeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zakgeld' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.