zakenpartner
Nederlands
Woordafbreking
- za·ken·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zaak en partner met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zakenpartner | zakenpartners |
verkleinwoord | zakenpartnertje | zakenpartnertjes |
Zelfstandig naamwoord
zakenpartner m
- iemand met wie men gezamenlijk zaken onderneemt
- Hij is mijn zakenpartner.
Gangbaarheid
- Het woord zakenpartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zakenpartner' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.