zakenpartner

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·ken·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakenpartner zakenpartners
verkleinwoord zakenpartnertje zakenpartnertjes

Zelfstandig naamwoord

zakenpartner m

  1. iemand met wie men gezamenlijk zaken onderneemt
    • Hij is mijn zakenpartner. 
Synoniemen
Vertalingen


Gangbaarheid

  • Het woord zakenpartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.