vennoot
Nederlands
Woordafbreking
- ven·noot
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘partner in vennootschap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vennoot | vennoten |
verkleinwoord | - | - |
Synoniemen
- associé, compagnon, zakenpartner
Gangbaarheid
- Het woord vennoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vennoot' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.