zaagvis
Nederlands
Woordafbreking
- zaag·vis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zaag en vis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zaagvis | zaagvissen |
verkleinwoord | zaagvisje | zaagvisjes |
Zelfstandig naamwoord
zaagvis m
- (vissen) een haaiachtige vis met aan de kop een zaagvormig uitsteeksel
- Die man ging in een meer met zaagvissen zwemmen, wat uiteraard erg gevaarlijk was.
Vertalingen
1. een haaiachtige vis met aan de kop een zaagvormig uitsteeksel
Gangbaarheid
- Het woord zaagvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zaagvis' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.