opgaaf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opgaaf    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔpɣaf/
Woordafbreking
  • op·gaaf
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord opgaaf opgaven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

opgaaf m/v

  1. melding van bepaalde gegevens
    • De hotelbaas moet aan de politie opgaaf doen van al zijn gasten. 
  1. te vervullen taak
    • Zij stond alleen voor de opgaaf om de kinderen groot te brengen. 
  1. (verouderd) een nederlaag aanvaarden, de strijd opgeven
    • De overmacht van de vijand maakte de opgaaf onvermijdelijk. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord opgaaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
36 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.