welvaart

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wel·vaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord welvaart -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

welvaart v/m

  1. (economie) de mate waarin de behoeften met de beschikbare middelen kunnen worden bevredigd
    • In de jaren 1950 is de welvaart enorm toegenomen, maar soms ging dat ten kost van het welzijn. 
    • Het overgrote deel van de gegeneerde welvaart komt echter niet bij de eilandbewoners terecht, maar wordt teruggepompt in de immer uitdijende toerisme-industrie. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord welvaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
welvaren

welvaart

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welvaren
    • ... dat jij welvaart. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welvaren
    • ... dat hij welvaart. 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.