webcam

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • web·cam
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘camera waarvan het beeld rechtstreeks op internet verschijnt’ voor het eerst aangetroffen in 1998 [1]
  • samenstelling van  web   en  cam   [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord webcam webcams
verkleinwoord webcammetje webcammetjes

Zelfstandig naamwoord

webcam v/m

  1. een digitale videocamera die via het internet beelden en geluid verstuurt
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord webcam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.