pech

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pech    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /pɛχ/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /pɛx/
Woordafbreking
  • pech
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tegenspoed’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pech -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

pech m

  1. de conditie waarin er tegenslag te verwerken is die niet door eigen schuld veroorzaakt is
    • Vorig jaar wilde hij medicijnen gaan studeren, maar hij had enorme pech want ondanks zijn acht gemiddeld kwam hij niet door de loting. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • pech krijgen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pech staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.