pech
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pech
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tegenspoed’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pech | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
pech m
- de conditie waarin er tegenslag te verwerken is die niet door eigen schuld veroorzaakt is
- Vorig jaar wilde hij medicijnen gaan studeren, maar hij had enorme pech want ondanks zijn acht gemiddeld kwam hij niet door de loting.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- pechdienst, pechhaven, pechhulp, pechlamp, pechstrook, pechvogel
Uitdrukkingen en gezegden
- pech krijgen
Vertalingen
1. de conditie waarin er tegenslag te verwerken is die niet door eigen schuld veroorzaakt is
Gangbaarheid
- Het woord pech staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pech' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.