waanzin
Nederlands
Woordafbreking
- waan·zin
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘krankzinnigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- samenstelling van waan en zin [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waanzin | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
waanzin m
- (medisch) het lijden aan een geestesstoornis, krankzinnigheid
- onzin, onmogelijk
- De Mount Everest beklimmen zonder voorbereiding is waanzin.
Hyponiemen
- achtervolgingswaanzin, godsdienstwaanzin, grootheidswaanzin, hoogmoedswaanzin, kattenwaanzin, tropenwaanzin, vervolgingswaanzin
Afgeleide begrippen
- waanzinaria, waanzinscène
Vertalingen
1. het lijden aan een geestesstoornis
Gangbaarheid
- Het woord waanzin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'waanzin' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.