vrind
Nederlands
Woordafbreking
- vrind
Woordherkomst en -opbouw
- afleding van vriend
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrind | vrinden |
verkleinwoord | vrindje | vrindjes |
Zelfstandig naamwoord
vrind m
- verbastering van vriend (vooral gebruikt in deftige kringen)
- Kroes vervolgt: „Nadat ik afgelopen zomer gestalkt was, zei mijn zoon, die in Amerika woont: ‘Als je nu geen actie onderneemt en een appartement zoekt, dan laat ik je opsluiten.’ En toen vond ik via een vrind een appartement met een afgesloten oprit en een doorman, vlak bij het Museumplein.”[1]
- Mijn in het zakenleven geslaagde vrindjes gaan liever golfen en voor een beroep op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid tonen zij zich doof. Meer geld voor minder volksvertegenwoordigers zou wel een goed idee kunnen zijn. Dan slaan we meerdere vliegen in een klap.[2]
Verwijzingen
- de Telegraaf 07 jul. 2017
- de Telegraaf 04 jan. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.