ketter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ketter    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɛtər/
Woordafbreking
  • ket·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘die afwijkt van de geloofsleer’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ketter ketters
verkleinwoord kettertje kettertjes

Zelfstandig naamwoord

ketter m

  1. iemand die vanwege afwijking van de katholieke leer tot misdadiger verklaard was
    • De ketters werden op het marktplein levend verbrand. 
  1. aanhanger van een leerstelling, die in tegenspraak is met datgene wat een bepaalde geloofsgemeenschap beschouwt als de fundamentele geloofsleer
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • ketterachtig
  • ketterbeul
  • ketterdoop
  • kettergericht
  • ketterhoofd
  • ketterjacht
  • ketterjager
  • kettermaker
  • kettermeester
  • ketterproces
  • kettersgericht
  • ketterverbranding
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ketteren

ketter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ketteren
    • Ik ketter. 
  2. gebiedende wijs van ketteren
    • Ketter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ketteren
    • Ketter je? 

Gangbaarheid

  • Het woord ketter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.