voorgerecht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·ge·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorgerecht voorgerechten
verkleinwoord voorgerechtje voorgerechtjes

Zelfstandig naamwoord

voorgerecht o

  1. (voeding) eerste, meestal lichte gang van een maaltijd
    • Paasmenu: voorgerecht van bruchette met zalm.[1] 
    • Als voorgerecht nam ik een gedroogde tomatenpasteitje met een sausje.[2] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord voorgerecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.