voorbode
Nederlands
Woordafbreking
- voor·bo·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en bode
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorbode | voorbodes voorboden |
verkleinwoord | voorbodetje | voorbodetjes |
Zelfstandig naamwoord
voorbode m (de)
- (beroep) (letterlijk) bode die vooruitgestuurd is om de komst van iets of iemand aan te kondigen, voorloper ,aankondiger
- De voorbode kondigde de komst van de koning en de koningin aan.
- (figuurlijk) iets dat het naderen van een feit in de toekomst bekend maakt, voorteken
- De herfst kan als de voorbode van de winter gezien worden.
Vertalingen
1. vooruitgestuurde bode (letterlijk)
2. iets dat het naderen van een feit in de toekomst bekend maakt (figuurlijk)
Gangbaarheid
- Het woord voorbode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorbode' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.