vitaliteit

Nederlands

Uitspraak

Geluid: vitaliteit (hulp, bestand)

Woordafbreking

vi·ta·li·teit

Woordherkomst en -opbouw

Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘levenskracht’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
afgeleid van vitaal met het achtervoegsel -iteit [2]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	vitaliteit	vitaliteiten
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

vitaliteit v [3]

het vitaal zijn, de energie om te leven, levenskracht
levensduur

Verwante begrippen

levendigheid

Vertalingen

1.

Engels: vitality ^(en)
Frans: vitalité ^(fr) v

Spaans: vitalidad ^(es) v

Gangbaarheid

Het woord vitaliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vitaliteit' herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.