verzadigen
Nederlands
Woordafbreking
- ver·za·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ten volle voeden’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- afgeleid van zat met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en ?? [2]
- Afgeleid van het verouderde werkwoord verzaden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verzadigen |
verzadigde |
verzadigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
verzadigen
- overgankelijk tot bevrediging voeren, geheel aan een behoefte voldoen
- Het leven verzadigt de mens, net als goed eten.
- ergatief tot de grens bereikt is toenemen
- De markt is nu echt wel verzadigd.
Gangbaarheid
- Het woord verzadigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verzadigen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.