verzadigen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·za·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ten volle voeden’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
  • afgeleid van zat met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en ?? [2]
  • Afgeleid van het verouderde werkwoord verzaden
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verzadigen
verzadigde
verzadigd
zwak -d volledig

Werkwoord

verzadigen

  1. overgankelijk tot bevrediging voeren, geheel aan een behoefte voldoen
    • Het leven verzadigt de mens, net als goed eten. 
  1. ergatief tot de grens bereikt is toenemen
    • De markt is nu echt wel verzadigd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord verzadigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.