verf
Nederlands
Woordafbreking
- verf
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kleurstof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1375 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verf | verven |
verkleinwoord | verfje | verfjes |
Zelfstandig naamwoord
verf v/m
- (schilderkunst) de algemene benaming voor een product dat bedoeld is om voorwerpen te beschermen tegen de weersomstandigheden of te kleuren door ze van een pigmenthoudende laag te voorzien
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Niet uit de verf komen.
Vertalingen
1. de algemene benaming voor een product dat bedoeld is om voorwerpen te beschermen tegen de weersomstandigheden of te kleuren door ze van een pigmenthoudende laag te voorzien
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verven |
verf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verven
- Ik verf.
- gebiedende wijs van verven
- Verf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verven
- Verf je?
Gangbaarheid
- Het woord verf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verf' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.