veranderen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
veranderen | veranderd |
verandering |
Woordafbreking
- ver·an·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
veranderen |
veranderde |
veranderd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
veranderen
- overgankelijk zodanig aan iets werken of iets behandelen dat het anders wordt
- We hebben daarna de procedure grondig veranderd.
- wederkerend zich ~ - zodanig aan zichzelf werken of zichzelf behandelen dat men anders wordt
- Zich te veranderen is een moeilijke zaak.
- ergatief het proces van anders worden
- Het weer veranderde plotseling.
Vertalingen
1. zodanig aan iets werken of iets behandelen dat het anders wordt
|
2. zodanig aan zichzelf werken of zichzelf behandelen dat men anders wordt
3. anders worden
Gangbaarheid
- Het woord veranderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'veranderen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.