uitroepen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·roe·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en roepen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitroepen |
riep uit |
uitgeroepen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
uitroepen
- officieel verklaren
- Hendrik VIII riep zichzelf uit tot hoofd van de Engelse kerk.
- De vakbond riep een staking uit.
- uit emotie luid roepen
- 'Wat een onzin!', roept hij geërgerd uit.
- in de rechtspraak, het moment van aanvang van de (eerste) terechtzitting
- Dit heeft ermee te maken dat in kort gedingen het uitroepen van de zaak pas plaatsvindt bij aanvang van de eerste terechtzitting; in bodemzaken daarentegen wordt de zaak uitgeroepen op de eerste rolzitting na ontvangst van de dagvaarding.
Vertalingen
1. officieel verklaren
Gangbaarheid
- Het woord uitroepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitroepen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.