uitkoop

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·koop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitkoop uitkopen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

uitkoop m [2]

  1. vrijkoop
  2. afkoopsom

Werkwoord

vervoeging van
uitkopen

uitkoop

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkopen
    • ... dat ik uitkoop. 
Afgeleide begrippen
  • uitkoopbedrag, uitkoopbod, uitkoopregeling, uitkoopsom

Gangbaarheid

  • Het woord uitkoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.