uitkoop
Nederlands
Woordafbreking
- uit·koop
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en koop [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitkoop | uitkopen |
verkleinwoord | - | - |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitkopen |
uitkoop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkopen
- ... dat ik uitkoop.
Afgeleide begrippen
- uitkoopbedrag, uitkoopbod, uitkoopregeling, uitkoopsom
Gangbaarheid
- Het woord uitkoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitkoop' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.