uitkopen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·ko·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en kopen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitkopen /œytkopə(n)/ |
kocht uit /koxt œyt/ |
uitgekocht /œytɣə'koxt/ |
zwak -cht | volledig |
Werkwoord
uitkopen
- overgankelijk door geld afkopen, iemand geld betalen om daardoor bepaalde rechten te verwerven of van bepaalde verplichtingen ontslagen te zijn, bijvoorbeeld als aandeelhouder iemands rechten als deelhebber afkopen
- overgankelijk (een winkel)) geheel leegkoopen
- overgankelijk (een voorraad) geheel opkoopen
Vertalingen
1. door geld afkopen, iemand geld betalen om daardoor bepaalde rechten te verwerven of van bepaalde verplichtingen ontslagen te zijn, bijvoorbeeld als aandeelhouder iemands rechten als deelhebber afkopen
Werkwoord
uitkopen
- wederkerend zich vrijkopen, afkopen
Gangbaarheid
- Het woord uitkopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitkopen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.