uithaal
Nederlands
Woordafbreking
- uit·haal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en haal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uithaal | uithalen |
verkleinwoord | uithaaltje | uithaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
uithaal m [1]
- een krachtige beweging met een arm of been
- aanhoudende toon
- (sport) hard, ver schot
Hyponiemen
- achteruithaal
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uithalen |
uithaal
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithalen
- ... dat ik uithaal.
Afgeleide begrippen
- uithaalbier, uithaalmachine, uithaalmes, uithaaltafel, uithaalvernis
Gangbaarheid
- Het woord uithaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uithaal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.