uithalen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ha·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uithalen
haalde uit
uitgehaald
zwak -d volledig

Werkwoord

uithalen

  1. overgankelijk (iets ~) een opmerkelijke daad plegen
    • Hij heeft weer flink kattenkwaad uitgehaald. 
  1. overgankelijk (iets ~) een brei- of haakwerkje ontdoen
    • Ik heb een stuk weer uitgehaald omdat ik een steek had laten vallen. 
  1. inergatief (~ naar) een slag doen, al of niet overdrachtelijk
    • De dominee van de kandidaat haalde flink naar zijn eigen kerkgenoot uit. 
Uitdrukkingen en gezegden

naar iemand uithalen

Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uithalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.