haal
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
haal m
- een heftige beweging met de gehele arm of poot
- De kat gaf hem een haal in zijn gezicht.
- een onbeheerste streep met potlood of pen
- De leraar zette een grote haal door de spelfout.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
halen |
haal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halen
- Ik haal.
- gebiedende wijs van halen
- Haal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halen
- Haal je?
Gangbaarheid
- Het woord haal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'haal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.