haal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haal    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɦaːl/
Woordafbreking
  • haal
enkelvoud meervoud
naamwoord haal halen
verkleinwoord haaltje haaltjes

Zelfstandig naamwoord

haal m

  1. een heftige beweging met de gehele arm of poot
    • De kat gaf hem een haal in zijn gezicht. 
  1. een onbeheerste streep met potlood of pen
    • De leraar zette een grote haal door de spelfout. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
halen

haal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halen
    • Ik haal. 
  2. gebiedende wijs van halen
    • Haal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halen
    • Haal je? 

Gangbaarheid

  • Het woord haal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.