uitbraken
Nederlands
Woordafbreking
- uit·bra·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en braken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitbraken |
braakte uit |
uitgebraakt |
zwak -t | volledig |
Afgeleide begrippen
- uitbraakpoging, uitbraaksel, uitbraking
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitbreken |
uitbraken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitbreken
- ...dat wij uitbraken.
- ...dat jullie uitbraken.
- ...dat zij uitbraken.
- ...dat wij uitbraken.
Gangbaarheid
- Het woord uitbraken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitbraken' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.