track

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • track
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘spoor van magneetband’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord track tracks
verkleinwoord trackje trackjes

Zelfstandig naamwoord

track m

  1. spoor
  2. (muziek) nummer van een grammofoonplaat of cd
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • trackpad, trackrecord

Gangbaarheid

  • Het woord track staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
track tracks

Zelfstandig naamwoord

track

  1. baan, spoor
vervoeging
onbepaalde wijs to track
he/she/it tracks
verleden tijd tracked
voltooid
deelwoord
tracked
onvoltooid
deelwoord
tracking
gebiedende wijs track

Werkwoord

track

  1. natrekken, opsporen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.