track
Nederlands
Woordafbreking
- track
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘spoor van magneetband’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | track | tracks |
verkleinwoord | trackje | trackjes |
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- trackpad, trackrecord
Gangbaarheid
- Het woord track staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'track' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
track
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to track |
he/she/it | tracks |
verleden tijd | tracked |
voltooid deelwoord |
tracked |
onvoltooid deelwoord |
tracking |
gebiedende wijs | track |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.