tok
Nederlands
Woordafbreking
- tok
Woordherkomst en -opbouw
- klanknabootsing [1]
- [zelfstandig naamwoord m]: onbekend [2]
- [zelfstandig naamwoord o]: van Italiaans tocca [3]
Tussenwerpsel
tok
- het geluid van een kakelende kip (meestal herhaald: toktoktok)
- het geluid van een doffe tik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tok | tokken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
tok o
- (materiaalkunde) (verouderd) met goud of zilver doorweven zijde of fluweel
Synoniemen
- tokke
Gangbaarheid
- Het woord tok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tok' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Nynorsk
Woordafbreking
- tok
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.