terrein
Nederlands
Woordafbreking
- ter·rein
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stuk grond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1809 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | terrein | terreinen |
verkleinwoord | terreintje | terreintjes |
Zelfstandig naamwoord
terrein o
- een stuk grond van enige omvang
- Jullie mogen niet op andermans terrein komen!
- een onderwerp waarmee men zich bezighoudt
- Sorry, maar dat is niet mijn terrein.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een stuk grond van enige omvang
Gangbaarheid
- Het woord terrein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'terrein' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.