tering
Nederlands
Woordafbreking
- te·ring
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tuberculose’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1]
- Naamwoord van handeling van teren met het achtervoegsel -ing [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tering | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- consumptieve uitgaven
- Hij was gedongen de tering naar de nering te zetten.
- (geschiedenis), (medisch) een verzamelnaam voor ziektes zoals tuberculose en kanker die een dodelijke afloop hadden
- Men leefde in angst voor de tering.
Verwante begrippen
- [2] ftisis, longtering, tbc, tuberculose
Hyponiemen
- keeltering, longtering, ruggenmergtering
Afgeleide begrippen
- teringachtig, teringherrie, teringlijder, teringlijer, teringzooi
Uitdrukkingen en gezegden
- De tering naar de nering zetten
niet meer uitgeven dan dat je hebt
Vertalingen
1. consumptieve uitgaven
1.
Gangbaarheid
- Het woord tering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tering' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "tering" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- tering op website: Etymologiebank.nl
- tering op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.