tuberculose
Nederlands
Woordafbreking
- tu·ber·cu·lo·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘infectieziekte’ voor het eerst aangetroffen in 1879 [1]
- afgeleid van tuberkel met het achtervoegsel -ose [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuberculose | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
tuberculose v
- (medisch) een ziekte veroorzaakt door de tuberkelbacterie (Mycobacterium tuberculosis) waarbij tuberkels worden gevormd
- Vóór de uitvinding van de antibiotica was tuberculose een gevreesde volksziekte.
Hyponiemen
- bottuberculose, darmtuberculose, huidtuberculose, longtuberculose, niertuberculose, paratuberculose, pseudotuberculose
Vertalingen
1. een ziekte veroorzaakt de de tuberculosebacterie Mycobacterium tuberculosis
|
Gangbaarheid
- Het woord tuberculose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tuberculose' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.