teringlijer
Nederlands
Woordafbreking
- te·ring·lij·er
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ellendeling’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
- afgeleid van teringlijder met elisie van de d
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teringlijer | teringlijers |
verkleinwoord | teringlijertje | teringlijertjes |
Zelfstandig naamwoord
teringlijer m
- (scheldwoord) vervelend, akelig persoon
- Dit meisje, Roseyn B. heet ze, zou op Koninginnedag 2007 een agent in zijn gezicht geslagen en gestompt hebben, én hem hebben uitgemaakt voor vieze homo en teringlijer. [2]
- An 'n avond wachtte een troep van de ergste teringlijers hem af, om de hoek van de fabriek en ze ranselden d'r op en sloegen zijn linkerbeen kreupel. [3]
- (kreeftachtigen) wandelend geraamte, soort vlokreeftje Caprella linearis
dat aan de zeekust leeft
- Tijdens een duikje bij de Zeelandbrug zag ik duizenden van deze hele kleine vlokreeftjes ook wel "spookkreeftjes" en "teringlijers" genoemd. [4]
Gangbaarheid
- Het woord teringlijer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- "teringlijer" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Koelewijn, R. Bizar zeg, waarom meteen die boeien? (19 juli 2008) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-04-19
- Springer, R. "Bij een baas" in: De Gids. jrg. 94 deel 1 (1930) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 196; geraadpleegd 2017-04-19
- Rijnbende, V.Caprella linearis (6 november 2016) op website: nederpix.nl; geraadpleegd 2017-04-19
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.