teringlijer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  teringlijer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈterɪŋˌlɛijər/
Woordafbreking
  • te·ring·lij·er
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ellendeling’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
  • afgeleid van teringlijder met elisie van de d
enkelvoud meervoud
naamwoord teringlijer teringlijers
verkleinwoord teringlijertje teringlijertjes

Zelfstandig naamwoord

teringlijer m

  1. (scheldwoord) vervelend, akelig persoon
    • Dit meisje, Roseyn B. heet ze, zou op Koninginnedag 2007 een agent in zijn gezicht geslagen en gestompt hebben, én hem hebben uitgemaakt voor vieze homo en teringlijer. [2]
    • An 'n avond wachtte een troep van de ergste teringlijers hem af, om de hoek van de fabriek en ze ranselden d'r op en sloegen zijn linkerbeen kreupel. [3]
  1. (kreeftachtigen) wandelend geraamte, soort vlokreeftje Caprella linearis dat aan de zeekust leeft
    • Tijdens een duikje bij de Zeelandbrug zag ik duizenden van deze hele kleine vlokreeftjes ook wel "spookkreeftjes" en "teringlijers" genoemd. [4]
Synoniemen
  • [2] spookkreeftje

Gangbaarheid

  • Het woord teringlijer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.