telefonist

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·fo·nist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord telefonist telefonisten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

telefonist m

  1. (telecommunicatie), (verouderd), (beroep) beambte die in een telefooncentrale de verbindingen tot stand brengt
  2. (telecommunicatie), (beroep) employé die in een bedrijf of bureau de telefoon bedient
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord telefonist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.