taperecorder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tape·re·cor·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bandopnemer’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
  • samenstelling van  tape   en  recorder  
enkelvoud meervoud
naamwoord taperecorder taperecorders
verkleinwoord taperecordertje taperecordertjes

Zelfstandig naamwoord

taperecorder m

  1. (elektronica) (muziek) een apparaat voor het opnemen van geluid op een band
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord taperecorder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.