taperecorder
Nederlands
Woordafbreking
- tape·re·cor·der
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bandopnemer’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
- samenstelling van tape en recorder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taperecorder | taperecorders |
verkleinwoord | taperecordertje | taperecordertjes |
Zelfstandig naamwoord
taperecorder m
- (elektronica) (muziek) een apparaat voor het opnemen van geluid op een band
Gangbaarheid
- Het woord taperecorder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'taperecorder' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.