syncope

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • syn·co·pe
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘uitstoting van een letter in het midden van een woord’ voor het eerst aangetroffen in 1638 [1]
  • Van het Oudgriekse συγκοπή
  • afgeleid van het Griekse 'koptein' (hakken) met het voorvoegsel syn- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord syncope syncopes
syncopen
syncope's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

syncope v/m

  1. (medisch) plotseling bewustzijnsverlies
  2. (muziek) verlegging van de maataccenten
    • Die syncopen rammelden een beetje, laten we het vanaf maat 13 opnieuw doen. 
  1. (taalkunde) het wegvallen van een of meer klanken binnen een woord
    • Als de elisie een klinker binnen het woord betreft, spreekt men van syncope. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord syncope staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.