strot
Nederlands
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voorkant van de hals’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- (erfwoord): naast gewestelijk stroot, uit Middelnederlands strōte (ook starte, sterte), uit Oergermaans *struttōn, evenals Nederduits Strott, een versmoltene stam met de mobiele s uit de eerdere grondvorm *þrūtō, genitief *þruttaz, deverbatief bij Indo-Europees *(s)trud- ‘opgezwollen, naar voren stekend’, vergelijk Welsh trythu ‘zwellen’, Latijn strūma ‘kropgezwel’, Lets trums ‘gezwel’ en Oudkerkslavisch trŭsa ‘stijf haar’. [2]
Afgeleide begrippen
- strotklep, strotklepje, strottenhoofd
Uitdrukkingen en gezegden
- iemand iets door de strot duwen
iemand iets opdringen
- De dagen en de week zijn nog niet om of daar zijn ze alweer, identiek en altijd van dezelfde matige kwaliteit, keurig aan huis afgeleverd, door de brievenbus geschoven, door open ramen naar binnen gegooid, door de schoorsteen gedonderd, je door de strot geduwd, als een abonnement dat je niet kunt opzeggen, terwijl het bedrijf erachter maar niet snapt waarom je ervan af wilt. [4]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord strot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'strot' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "strot" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- strot op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Harstad, Johan Max, Mischa & Het Tet-offensief 2017 ISBN 9789057598494 pagina 13
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.