streektaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  streektaal    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈstrek.taɫ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈstrek.tal/
    • (Limburg): /ˈstrek.tal/
Woordafbreking
  • streek·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord streektaal streektalen
verkleinwoord streektaaltje streektaaltjes

Zelfstandig naamwoord

streektaal v/m

  1. één of meer taalvariëteiten die in een bepaald gebied gesproken worden en onderling sterk gelijken.
    • Door de aanwezigheid van dialectcontinua is het meestal een heel lastige, zo niet een betekenisloze bezigheid om de grenzen van een streektaal te proberen vast te stellen. 
  1. één of meer taalvariëteiten van de overheid dit label hebben gekregen.
    • Het Nedersaksisch en het Limburgs zijn door de Nederlandse overheid erkend als streektaal. 
  1. dialect.
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord streektaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Drents

Zelfstandig naamwoord

streektaal

  1. streektaal


Nedersaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de zelfstandige naamwoorden streek en taal

Zelfstandig naamwoord

streektaal

  1. streektaal


Sallands

Zelfstandig naamwoord

streektaal

  1. streektaal
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.