stompheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stomp·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van stomp met het achtervoegsel heid
enkelvoud meervoud
naamwoord stompheid stompheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

stompheid v [1]

  1. gevoelloze domheid
    • Scholen en school hebben vaak zeer nadelig gewerkt op onze vatbaarheid om te genieten, om veredelende denkbeelden in ons op te nemen, en in dien zin: te leren. Zy die zo spoedig klagen uit enig voortbrengsel van vernuft of smaak niets geleerd te hebben, vergeten dat ze vaak daardoor zichzelf beschuldigen van stompheid. En erger: ze huichelen. [2] 
    • Buitendien kan iemand op sommige punten bedeeld zijn met stompheid van geweten, zoowel als van intellect. En bij hem is alles meer zaak van humeur & eens opgevatte meening, dan eenig boosaardig opzet. Luimig is hij, geheel & al, in alle beteekenissen. [3] 
Synoniemen
  • stoliditeit
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'stompheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.