stoelgang
Nederlands
Woordafbreking
- stoel·gang
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ontlasting’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- samenstelling van stoel en gang [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stoelgang | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
stoelgang m
- het proces van zich op gezette tijden ontlasten van fecaliën
- De stoelgang was gestoord als gevolg van zijn ziekte.
- (medisch) medische term voor de menselijke uitwerpselen zelf
- Heeft u al stoelgang gemaakt?
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord stoelgang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stoelgang' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.